En nu terug naar de doop: hoe zit dat nu dan? We zijn mensen aan wie God zich verbonden heeft – welk teken hoort daar dan bij en voor wie dan? Daarom: tijd om te spreken over de verbondsdoop.
11In Hem (Jezus) bent u ook besneden, niet door mensenhanden, maar met de besnijdenis van Christus, door het afleggen van het aardse lichaam. 12Toen u gedoopt werd bent u immers met hem begraven, en met hem bent u ook tot leven gewekt, omdat u gelooft in de kracht van God die hem uit de dood heeft opgewekt. Kolossenzen 2:11-12
Als je gelooft in Jezus – hoor je bij de God van het verbond. De God van Abraham, Izaäk, Jakob, en Jezus. De grote BIG DEAL die God ons geeft. Onderdeel van de deal is dat teken. Bij Abraham was dat de besnijdenis van de jongetjes op de achtste dag. Wij besnijden vandaag niet meer. Waarom niet? Omdat zoals het verbond vernieuwd is en verdiept, ook het teken vernieuwd is.
Paulus schrijft daarover in Kolossenzen 2:11-12. Hier stelt Paulus de besnijdenis en de doop aan elkaar gelijk. We zijn in Jezus besneden, schrijft Hij – we zijn bij God gekomen, niet door wat wij gedaan hebben, maar door de besnijdenis van Christus. Of eigenlijk staat er: de christelijke besnijdenis. En wat is dat dan? Namelijk, zegt Paulus, toen je gedoopt bent -> toen je tot geloof kwam, toen ben je besneden… De christenen in Kolossenzen, allemaal niet-joden, Grieken, die kwamen tot geloof, lieten zich dopen, en nu zegt Paulus: das nou de besnijdenis!
Doop en besnijdenis – lijn van de vervulling. Niet langer bloed hoeft er te vloeien – want Jezus’ bloed heeft voor ons gevloeid. Nee: water. Das reiniging – vergeving – alles schoon en goed. Water in de Bijbel is altijd teken van: iets nieuws, iets anders, een nieuw begin. Noach en de zondvloed: God die de wereld schoonveegde en opnieuw begon. Israël door de rode zee: een nieuw begon voor het onderdrukte volk.
Doop is de vervulling van de besnijdenis. Zo loopt de rode draad door vanuit oude naar nieuwe testament. Voor wie geldt dat teken? Zoals de besnijdenis er was voor kinderen vanaf de achtste dag, zo is de doop er ook voor kinderen van gelovige ouders. De lijn van oude naar nieuwe verbond loopt door. Nergens lezen we dat vanaf nu, na Jezus, kinderen er niet meer bij horen. Sterker nog, Petrus roept uit op Pinksteren:
Handelingen 2:39 – want voor u geldt deze belofte, evenals voor uw kinderen en voor allen die ver weg zijn en die de Heer, onze God, tot zich zal roepen.’
Op grond van Gods belofte óók de God van de kinderen te willen zijn – dopen we in de protestantse kerk kinderen van gelovige ouders. Dat laatste hoort daar wel bij. Wie horen er bij Gods verbond? Gelovigen – en hun kinderen. Om je kind te laten dopen zal je zelf wel moeten geloven. Om te zeggen: God wilt u zorgen voor dit kind, daar bij het doopvont, zal er wel persoonlijk geloof moeten zijn.
We dopen dus niet op grond van: verondersteld geloof bij een kindje. Vroeger noemde men dat wel de veronderstelde wedergeboorte. We dopen, omdat we denken dat dit kindje wel gaat geloven. Dat weet je niet. Nee: God verbind zich aan kinderen, en neemt hun geloof eerst voor eigen rekening. God geeft elk kind van gelovige ouders een contract en zet zijn eigen handtekening….
Maar het vraagt ook om je eigen geloof. En das wat we de belijdenis zijn gaan noemen in de kerk. Ook in het Oude Testament werkte dat zo, tot op de dag van vandaag bij de Joden. Op je 13de mag je als man, en soms ook tegenwoordig als vrouw, Bar Mitswa doen. Bar Mistwa is wat wij belijdenis zouden noemen. Uren studeren, Bijbelteksten uit je hoofd kennen, en als je dat doet en haalt, dan tel je volledig mee. Dan mag je lezen in de synagoge, en neem je de besnijdenis voor eigen rekening. Tot die tijd werden ze bij hun ouders gerekend, maar na de Bar Mitswa, tellen ze volledig mee. Zo werkt het nu ook. In de doop schuift God je een contract onder de neus: the big deal. Deze is voor jou, en dit gaat nu al in, ik beloof je alles, ik zorg voor je, elke dag. En als je oud en wijs genoeg bent, mag je zelf de keuze maken: met mij, of zonder mij. Belijdenis noemen we dat, de doop voor eigen rekening nemen.