Iemand zei het laatst: ja heerlijk toch – even wat bekende liederen zingen. Met wie je ook spreekt en waar ik als predikant ook kom: kerk, muziek, en lied … het blijft een heikel punt.
Ik was laatst bij een oudere en we waren samen in gesprek. In de gemeente waar ik sta zingen we psalmen en gezangen maar ook nieuwe liederen: waymaker van Leeland of een mooi nummer van Mozaiek. Ze zei tegen me: ik ken ze niet allemaal – maar wat prachtig dat we zo samen kunnen zingen. Ik vertelde haar dat het vaak veel moeite kost in de gemeente om zo iets voor elkaar te krijgen. Mensen blijven vaak vast zitten aan hun eigen ‘bekende’ liederen. Ik ben zelf opgegroeid met de opwekkingserie 500-600, toen was ik een tiener en vond dat heerlijk. Maar ik hoef daar bij de huidige tieners niet mee aan te komen, das onbekend. Ze luisteren naar heel andere muziek dan ik nu. En dan laat ik de psalmen en gezangen maar even voor wat ze zijn, dat is helemaal een andere wereld.
Ik vertelde haar dat het lastig is al die werelden bij elkaar te brengen. Oudere, en misschien wat meer traditioneel ingestelde mensen zeggen me vaak: laat de bekende liederen weer eens zingen. Maar wat zijn de bekende liederen? Prima: bekende liederen voor mijn generatie? Of de generatie 40+ Of 20-? Maar toen vertelde de oudere vrouw iets dat ik nooit zo had beseft. Ze vertelde hoe zij zelf ook ooit, toen het liedboek voor de kerken kwam ergens in 1970, moest strijden voor de invoering van het nieuwe lied.
Blijkbaar heeft elke generatie weer zijn eigen strijd te voeren. En dat legt voor mij de vinger op de zere plek. Ik geloof dat er iets grondigs misgaat in onze kerken. We belijden samen gemeente te zijn. We belijden dat het Woord vlees wordt, en telkens weer ingang zoekt in onze tijd. En als predikant wordt ik binnengehaald in een gemeente om jong en oud te verbinden, om eigentijdse diensten te organiseren, om oog te hebben voor de volgende generatie. Maar als je aan de ‘bekende’ liederen komt – als je ruimte geeft aan moderne liederen en dat gaat ten koste van een psalm of gezang – dan gaan mensen steigeren.
Mijn vraag daarbij is, en in de afgelopen jaren is die indruk alleen maar sterker geworden: wie willen we dienen… Onszelf, en onze eigen dienst, of is er ruimte voor elkaar. Ik ben dankbaar dat ik predikant mag zijn in een gemeente waar we het oude en het nieuwe lied naast elkaar kunnen laten bestaan. Maar gezien de hoeveelheid mensen die daarop kunnen afgeven vraag ik me wel eens af: is het wenselijk om het in één dienst te houden. Het is een praktische oplossing voor een principieel probleem: maar als je werkelijke vernieuwing wil kan je naar mijn idee beter opnieuw beginnen als kerk. Het feit dat elke generatie weer zijn eigen gevecht moet voeren om zichzelf te herkennen in de dienst wijst mij erop dat herplanten en herkerken soms beter is dan alle tijd en energie te steken in vernieuwing en verandering. Dat je om 9:00 een traditionele dienst en om 11:00 een meer eigentijdse dienst hebt. Want we willen niet inleveren. Ik merkte het zo in mijn vorige gemeente: er waren 300 leden bij de kerk gekomen. Catechisaties liepen vol, diensten liepen over. En nog werd tegen mij als predikant gezegd: we zitten op de foute weg, alles gaat te snel, ik mis.. ja? De bekende liederen! Maar we zingen psalmen, zei ik. Ja, niet genoeg. Maar we zingen opwekking tussen de 500-600… Maar niet genoeg. Mensen zoeken hun eigen – en willen niet samen.
Om die frustratie te voorkomen is het beter gescheiden op te trekken. Kerken die werk willen maken van de volgende generatie zullen zich over deze vragen moeten buigen. Wat kan onze gemeente dragen. Zijn onze ouderen nog jong van geest of moeten we eerlijk zijn en concluderen dat het soms beter is te herkerken en te herplanten. Dat voelt wellicht als falen – maar het is een Bijbels recept voor nieuwe kerken. De kerk in Efeze en Antiochië was heel anders dan de gemeente in Jeruzalem, de moederkerk. Het voorkomt veel pijn en verdriet als we alles in één kerk willen plaatsen – want mensen willen vaak niet aan de kant, en loslaten wat voor hen o zo dierbaar is. Mensen zijn zo vaak bezig voor zichzelf, ook in de gemeente van Jezus Christus. In plaats dat we het evangelie doorgeven aan de volgende generatie, en daar serieus werk van maken en ruimte aan geven, zoeken we ons eigen feest. Het is jammer dat we elkaar niet meer op waarde kunnen schatten. De volgende generatie maakt werkelijk deel uit van de gemeente, toch? Mogen zij dan ook niet werkelijk ruimte krijgen in de dienst?
Ik weet nog goed dat we een professor hadden die voorging in onze gemeente – en via een blog ging spuien over het moderne lied en hoog opgaf hoe mooi het orgel is en cantates etc… Een cantorij hoort in de kerk, een combo niet. Maar wat zijn we dan weer bezig onze eigen liturgie, smaak en traditie voorop te zetten. Wat zet je mensen weg met een pennenstreek. De dienst die we samen als broers en zussen hebben wordt altijd gevormd door de mensen die voor je neus zitten. Niet door je eigen grillen en verlangens. Als ik langsging bij de JV dan werd er gezegd: Bram, voor ons graag Opwekking boven de 800. 50% van de gemeente was onder de 25, dat vroeg nogal wat inzet. Dus in elke dienst: een stuk of wat moderne liederen. En wat horen we? Geklaag, gezoek naar het oude: en de facto zeggen mensen daarmee dat die jongeren er niet echt bij horen… Wat een oogkleppen.. Ook bij voorgangers. Dan schrijf je een duidelijke brief als gemeente, waarin gevraagd wordt om een liturgie te maken die past bij de gemeente. En wat krijg je? enkel orgelliederen uit een andere generatie. Het maakt een gemeente stuk als je doordrijft wat je eigen beeld en visie is. Je doet net alsof het je allemaal niet uitmaakt wie er zit, ze hebben maar te luisteren naar jouw feestje.
Er is iets mis in onze kerken… Is er werkelijk ruimte voor elkaar? Ik begrijp wel al die mensen die overstappen naar nieuwe gemeentes en initiatieven, waar deze ruimte wel wordt aangegrepen en gezien. Herkerken en herplanten lijkt mij een goede beweging. En laat het dan telkens gaan: niet om onze eigen koninkrijkjes, maar om dat van Jezus Christus. In een andere gemeente was er eens een organist die aangaf: als er in zijn diensten niet meer psalmen werden gezongen, dan hield ie er mee op. Dan is de vraag: voor wie ben je bezig? Stuitend. Stel dat ik als predikant zou zeggen: alleen als dit of dat, dan ga ik voor… Wie dienen we? Als predikanten, als organisten, als muzikanten en zangers mogen we onszelf eens goed in de ogen kijken: dien ik mijzelf, of het geheel van de gemeente.
Begrijp me goed: deze discussie gaat niet over modern versus oud. Het Woord is vlees geworden. Mensen anno 2023 prijzen God, in de taal en muziekstijl van vandaag. Jazeker, we mogen dankbaar zijn voor de traditie waaruit we voortkomen en we mogen een nieuwe generatie daarin onderwijzen. Maar tijd, smaak, muziek: het is tijdgebonden. Daarom halleluja dat er verschillende kerken zijn met verschillende vormen, omdat mensen ook verschillend zijn. Daarom halleluja dat God mensen inspireert tot nieuwe liederen die onze gebeden vertolken naar Hem. En jazeker we mogen kritisch zijn en hoeven niet alles wat nieuw is te omarmen. Maar laten we elkaar niks opleggen. Geef ruimte: zeker als je als kerk de vernieuwing wilt zoeken. Das Bijbels he, vernieuwing. Onze jeugd vernieuwt zich als een adelaar – staat er in de Psalmen. Telkens mogen we weer wat nieuws van God verwachten. En als de kerk waar je zit in de kramp schiet daarbij, overweeg eens herkerken en herplanten. Dan zijn we ook samen één: maar zonder de tijd en energie te verspillen aan allerlei discussies die er eigenlijk niet werkelijk toe doen. Dan kunnen we samen gaan – voor Hem – Hem die ons ten diepste bind, boven alle verschillen uit.